Havenwarmte

Uit Energie Kennisopslag
Ga naar: navigatie, zoeken

Havenwarmte

Deze term wordt ingezet om de restwarmte uit het Rotterdamse havengebied aan te duiden. Voor een groot deel hebben we het dan over Petrochemische Restwarmte.

Volgens een presentatie van de VNPI, is het restwarmte potentieel ongeveer 550MW. Dit getal wordt ook hier en daar gehanteerd is stukken van de Provincie Zuid Holland en de Gemeente Leiden. Bij navraag blijkt echter dat het onderliggende rapport vertrouwelijk is, en het is niet duidelijk of de overheden die het getal hanteren wel inzicht hebben gehad in het onderliggende rapport.

Verder zijn er indicaties dat er binnen de levensduur van de beoogde aan te leggen warmtenetten een significante vermindering van de beschikbare restwarmte zal plaatsvinden.

Verder wordt er gesteld dat de industrie, zelfs al moet deze ingrijpend verduurzamen, nog steeds voldoende restwarmte beschikbaar zal hebben. Dit is in ieder geval tegengesteld aan wat je zou verwachten op basis van de Wet van Behoud van Energie, en ook van onderzoeken vanuit de petrochemische industrie die duidelijk maken dat de goedkopere uitstoot verminderende maatregelen allemaal efficientie verhogende maatregelen zijn die dus gevolgen hebben voor de beschikbare hoeveelheid restwarmte.

De inzet van havenwarmte als belangrijk deel van de randstedelijke warmtevoorziening creert uiteraard ook afhankelijkheid van die warmte, en versterkt daarmee de onderhandelingspositie van de petrochemische industrie als het gaat om onderhandelingen met de overheid over wat er haalbaar is op het gebied van uitstootvermindering. Als voorbeeld van het gedrag van de industrie in deze geldt de keuze van Tata Steel in 2010 om de oude cokesfabriek simpelweg te vervangen in plaats van de kiezen voor een proces met substantieel lagere uitstoot. Dit is gedaan omdat de directie inschatten dat er niet veel kans was dat de overheid over zou gaan tot het afdwingen van milieu maatregelen. Dit is anecdotisch bewijs van de mentaliteit van de industrie zelfs als deze geen middellen in handen heeft om de onderhandelingspositie te verbeteren (zoals bijvoorbeeld 40 jaar lang een onmisbare rol in de randstedelijke warmtevoorziening).